Geschiedenis

Rond het jaar 800 brachten de Vikingen de eerste Europese paarden naar IJsland. Omdat zij maar een beperkt aantal paarden mee konden nemen, werden alleen de sterkste en fijnste paarden naar IJsland gebracht. Door de barre omstandigheden groeide het IJslands paard uit tot een sterk ras, dat met gemak volwassenen kan dragen.

IJslanders hebben gemiddeld een stokmaat tussen de 1.30 en 1.50 meter en zijn sterk gebouwd. IJslandse paarden hebben doorgaans veel behang (manen en staart). In de winter maken zij een dikke wintervacht aan, die hen goed beschermt tegen de kou. De vacht van de IJslander kan alle kleuren hebben, behalve appaloosa (stippen). 

Toen bleek dat de Vikingen het meest ideale paard gefokt hadden, gingen de IJslandse grenzen voor paarden op slot. Dit leidde tot een raszuiver paard. Nog altijd geldt een invoerverbod voor paarden naar IJsland, maar ook als een paard IJsland eenmaal heeft verlaten, mag het niet weer terug.  Dit heeft als voornaamste doel te voorkomen dat ziektes van het Europese vaste land worden overgebracht naar IJsland.

Op IJsland werd de IJslander lange tijd gebruikt als belangrijkste vervoermiddel. Hierbij kwamen vooral het fijne karakter en de extra gangen, en dan met name de comfortabele tölt, goed van pas. Inmiddels wordt de IJslander, ook op IJsland, gebruikt als fijn rijpaard, of je nu recreatieruiter of wedstrijdruiter bent.